|
Het moet omstreeks 1932 zijn gebeurd.
Karl Kraus, de bekende Oostenrijkse satiricus, zit op zijn kamer te werken. Een vriend stormt binnen en roept: “Heb je 't gehoord? De Japanners hebben Sjanghai gebombardeerd!”
Wanneer Kraus niet erg onder de indruk van die mededeling lijkt te zijn, zegt zijn vriend: “Je schijnt de juiste plaatsing van een komma belangrijker te vinden dan dat Sjanghai gebombardeerd is,” Waarop Kraus: “Als alle komma's op hun plaats zouden staan, zou Sjanghai niet gebombardeerd zijn.”
Een diepe waarheid! Hoe diep, is onlangs nog eens gebleken in een discussie in de Amerikaanse Senaat over de vraag of Paul Warnke al dan niet, op president Carters voorstel, benoemd moest worden tot onderhandelaar met de Russen over de beperking van strategische wapens - ook een zaak van leven of dood.
Tegen Warnkes benoeming bestond veel verzet wegens uitlatingen die hij vroeger had gedaan. Zo had hij zich uitgesproken voor eenzijdige Amerikaanse concessies aan de Russen, en ook had hij zich sceptisch uitgelaten over het begrip superioriteit in het nucleaire tijdperk. Die uitlatingen werden nu door de “haviken” in de Senaat tegen Warnke uitgespeeld.
Het is één zo'n uitlating die ons in 't bijzonder interesseert in verband met de essentiële functie van de komma. Senator Jackson, Warnke grootste tegenstander, legde zijn collega's een zin voor die Warnke in 1972 had uitgesproken en die luidde:
“Numerieke superioriteit, die niet in enige soort van militair vermogen of in enige soort van politieke potentie vertaalbaar is, is doelloos.”
Het gaat ons niet om de inhoud van die zin, maar uitsluitend om de komma achter het woord “superioriteit”. Warnke verdedigde zich door te zeggen dat die komma daar ten onrechte stond en dat hij niet verantwoordelijk was voor de plaatsing ervan. Die zin kwam nl. voor in een mondeling getuigenis dat hij in 1972 had afgelegd, en de typiste had die zin van de band overgetikt en er toen ten onrechte, naar Wamke nu zei - de komma bij getikt.
Met komma betekent die zin dat numerieke superioriteit niet vertaalbaar is in enigerlei militair vermogen of politiek potentieel en daarom doelloos is. Met andere woorden: met komma is de bijzin die achter het woord “superioriteit” komt, een zg. verklarende of uitbreidende bijzin: wat erin staat, geeft een nadere verklaring of uitbreiding aan het voorgaande, i.c. aan het begrip “numerieke superioriteit”.
Zonder komma betekent de bewuste zin dat alleen die numerieke superioriteit die niet vertaalbaar is in enigerlei militair vermogen enz., doelloos is. Numerieke superioriteit die wèl daarin vertaalbaar is, is dus niet doelloos. Zonder komma is die bijzin een zg. beperkende bijzin: hij beperkt de betekenis van het voorgaande.
Warnke nu zei dat hij die bijzin als beperkende bijzin had bedoeld en dat de typiste er, door een komma achter “superioriteit” te plaatsen, er een verklarende of uitbreidende bijzin van had gemaakt en daardoor aan zijn woorden een andere zin had gegeven dan hij had bedoeld.
Men moet toegeven (alweer zonder in de merites van de zaak zelf te treden): die komma maakt een groot verschil; een verschil dat, aangezien het hier om zaken van leven of dood te doen is, het verschil tussen leven en dood kan uitmaken.
Het is mooi dat Amerikaanse politici kunnen twisten over een komma, want dat betekent dat zij het volle recht doen wedervaren aan de taal als middel tot uitdrukking van gedachten en bedoelingen, en van die taal is de interpunctie wezenlijk onderdeel.
In Nederland, waar men weinig begrip heeft voor die functie van de taal - om van de functie van de interpunctie maar te zwijgen - zou zo'n debat onmiddellijk als muggenzifterij worden uitgekreten: er zijn belangrijker dingen te doen dan te twisten over een komma! Nou ik weet het niet.
Dat een komma ook in de Nederlandse politiek een verschil kan maken - misschien zelfs een verschil tussen leven en dood - bleek in de Nieuw-Guineakwestie. In 1960 zei minister Luns in zijn memorie van antwoord dat “Nederland bereid is de VN mede te laten oordelen over ons beleid, dat immers gericht is op de verwezenlijking van het in het Handvest zo centraal gestelde recht van zelfbeschikking der bevolking.”
Uit die komma achter het woord “beleid”, die aan de bijzin een verklarende of uitbreidende betekenis gaf, zou men kunnen opmaken dat Nederland bereid was om zijn hele Nieuw-Guineabeleid aan het oordeel van de VN voor te leggen (die indruk werd door het woordje “immers” versterkt). Niets was echter minder waar En daarom had die komma er niet mogen staan. Maar geen politicus die daarop had gelet.
Erger was het dat een soortgelijke indruk werd gevestigd in een in het Engels gesteld stuk van de regering: een rede van minister Luns voor de VN. Daarin werd ook, door de onjuiste plaatsing van een komma, de indruk gevestigd dat Nederland bereid was om zijn hele Nieuw-Guineapolitiek te onderwerpen aan het oordeel van de VN. Dat was daarom erger omdat, zoals we gezien hebben, Amerikanen (en Engelsen ook) wèl de komma op haar waarde weten te schatten.
Achteraf kunnen we zeggen: had die komma maar wèl de opvatting van de Nederlandse regering van 1960 weergegeven. Met andere woorden was de regering in 1960 maar wèl bereid geweest het hele Nieuw-Guineabeleid aan het oordeel van de VN te onderwerpen. Dan waren de doden niet gevallen die in de jaren daarna gevallen zijn.
J. L. Heldring NRC 22-3-1977
|